| Les 1: Beeldcultuur |
| |
|
|
Kader |
| |
|
|
Als je iets in beeld wilt brengen moet je eerst het kader bepalen. Het kader is wat je door de lens van de camera ziet en wat de kijker straks op het televisiescherm te zien krijgt. Het kader bepaal je door met de camera in te zoomen of uit te zoomen. De grenzen van het kader zijn de vier zijden van je televisiescherm. De belangrijkste kader s zijn; |
| |
|
|
Close Up |
| |
|
|
Een 'close-up' gebruik je als je iets of iemand van heel dichtbij wilt zien, een gezicht, handen, een brief, een ring, een schrift een tas. Een close-up van een gezicht gebruik je als je de uitdrukking op iemands gezicht goed wilt laten zien. Bijvoorbeeld blijdschap, angst, woede, verdriet. In soaps worden veel close-ups gebruikt. |
| |
|
|
Medium |
| |
|
|
Een 'medium' laat iemand vanaf zijn buik tot zijn hoofd zien. Dit wordt gebruikt als je een persoon centraal wilt stellen . Je haalt die persoon dichter bij uit het totaal door in te zoomen. Dus je kiest een leerling uit de klas om te laten zien dat die de hoofdpersoon is. Medium wordt ook vaak in het journaal gebruikt. Daar zijn bijvoorbeeld de nieuwslezer of een politicus de persoon waar het om gaat. |
| |
|
|
Totaal |
| |
|
|
Een 'totaal' geeft een overzicht van een plaats en de personen die zich daar wel of niet bevinden .Bijvoorbeeld een leeg of een vol klaslokaal. Of een verslaggever op het Binnenhof om te laten zien dat hij zich daar bevindt. |
| |
|
|
Shot |
| |
|
|
Als je je kader hebt bepaald en de opname echt maakt dan heb je een shot. Door de verschillende shots achter elkaar te zetten maak je een verhaal. |
| |
|
|
Quote |
| |
|
|
Een duidelijke korte uitspraak. Kan een zin zijn waarin de mening van iemand kort is samengevat. |
| |
|
|
Identificatie |
| |
|
|
Je inleven in een hoofdpersoon van een film of een serie |
| |
|
|
Draaiboek |
| |
|
|
Hierin staan de shots beschreven en het geluid of de tekst |
| Les 2: Scenario en Draaiboek |
| |
|
|
Storyboard
|
| |
|
|
Een soort stripverhaal waarbij alle shots uitgetekend worden en in de juiste volgorde gezet |
| |
|
|
|
Les 3: Kijkgedrag |
| |
|
|
|
| Les 4: De opnameploeg |
| |
|
|
Synopsis |
| |
|
|
In een paar regels beschreven waar de film over gaat, waar het zich afspeelt en wie de personen zijn. |
| |
|
|
Shotlist |
| |
|
|
Lijst met de shots die gemaakt moeten worden. Hoeft niet chronologisch te zijn. |
| Les 5: De opnames |
| |
|
|
Continuïteit |
| |
|
|
Moet kloppend zijn in de film. Iemand heeft bijvoorbeeld een blauwe trui aan en moet die bij elke opname aan hebben. |
| |
|
|
Continuïteitsfout |
| |
|
|
Iemand heeft ineens zijn jas uit, terwijl hij die in het vorig shot nog aan had. Een beker is ineens uit beeld. |
| |
|
|
|
| Les 6: De montage |
| |
|
|
Springer |
|
|
|
Een storende beeldovergang waarbij het onderwerp in beeld van de ene naar de nadere hoek of van voorgrond naar achtergrond of vice versa springt.
|
| |
|
|
Parallelmontage |
| |
|
|
Het door elkaar heen monteren van twee of meer op zichzelf staande gebeurtenissen, acties of handelingen. Parallelmontage wordt meestal toegepast om de spanning op te voeren, om verbanden te leggen tussen gebeurtenissen of om contrasten te versterken of vergelijkingen te maken. |
Les 7: De opnames |
| |
|
|
Talking Head |
| |
|
|
Een close-up of medium van een persoon die praat. |
| |
|
|
Off Screen |
| |
|
|
Buiten beeld |
| Les 8: De opnames |
| |
|
|
|
| |
|
|
|
| Les 9: Viewing |
| |
|
|
Viewing |
| |
|
|
Tonen van de eindmontage van de opnames |
| |
|
|
|
| |
|
|
|